15.6  Gemengde opgaven (1) >
1
a

2500 = 3500 1 + 34 0,87 t 1 + 34 0,87 t = 3500 2500 = 1,4 0,87 t = 0,4 34 , dus t = 0,87 log ( 0,4 34 ) t = 31,9 , dus na t = 31,9 dagen.

b

Als t groot is, dan is 0,87 t nagenoeg 0 , dus dan wordt F = 3500 1 + 34 0 = 3500

c

Er geldt: t = T 24 , dus 0,87 t = 0,87 T 24 = ( 0,87 1 24 ) T , dus b = 0,87 1 24 = 0,994 , de formule wordt dus: F = 3500 1 + 34 0,994 T

d

F = 3500 34 0,87 t = 3500 34 1 0,87 t = 3500 34 ( 1 0,87 ) t , dus b = 3500 34 103 en g = 1 0,87 1,15 .

2
a

De periode van P is p = 2 π 0,212769 29,5305 . Dit is 42 524 .

b

Dat is als P minimaal is. Dat gebeurt éénmaal per periode. Er wordt gevraagd naar de kleinste (positieve) waarde van t met P ( t ) = 0 .
50 + 50 sin ( 0,212769 t 1,042563 ) = 0 sin ( 0,212769 t 1,042563 ) = 1 .
De GR geeft: sin 1 ( 1 ) = 1,57079 , dus een oplossing is: t = 1,57079 + 1,042563 0,212769 = 2,4826 . De andere oplossingen verschillen gehele perioden van deze, dus de gevraagde waarde van t is:
2,482 + 29,2905 27,047 , dus op 28 januari 2017.

c

22 februari (van 0:00 uur tot 24:00 uur) ligt tussen t = 52 en t = 52 ; P ( 52 ) 22 en P ( 53 ) 14 , dus neemt P af, dus tussen laatste kwartier en nieuwe maan

3
a

3,31 + 21 t 148 = 0 3,31 ( t 148 ) + 21 = 0 3,31 t = 468,88 , dus t = 468,88 3,31 141,6556 , dus 141 uur en 39 minuten.

b

d V d t = 21 ( t 148 ) 2

c

d V d t is negatief, dus is V dalend. Voor toenemende t , met t < 148 wordt ( t 148 ) 2 steeds kleiner (want je komt steeds dichter bij 148 ), dus wordt d V d t steeds meer negatief, dus de daling neemt toe.
Merk op: voor t > 148 is de grafiek van V afnemend dalend, maar dat kan in de praktijk niet (batterij is dan al leeg).

d

Op het moment dat blokje 2 uitgaat, is de spanning 0,94 3,2 = 3,008 .
3,31 + 21 t 148 = 3,008 21 t 148 = 0,302 21 = 0,302 ( t 148 ) , dus t = 148 21 0,302 78,5 .
Dit is meer dan de helft van de stand-by-tijd.

,
4
a

Op de heenweg is de snelheid 12 km/u, dus duurt de heenweg 42 12 = 3 1 2 uur, de terugweg duurt 42 28 = 1 1 2 uur, intotaal dus 5 uur.

b

De snelheid op de heenweg v 8 km/u, dus tijd over de heenweg is T = 42 v 8 en het brandstofverbruik B = 42 v 8 v 3 = 42 v 3 v 8 .

c

d B d v = 126 v 2 ( v 8 ) 42 v 3 ( v 8 ) 2 = 84 v 3 1008 v 2 ( v 8 ) 2 , dus d B d v = 0 v = 0 of v = 1008 84 = 12 .
Uit de grafiek op de GR blijkt dat het brandstofverbruik minimaal is als v = 12 .

5
a

Het gemiddelde van de maximale en de minimale hoogte is a = 33,5 , de amplitude b = 37,0 33,5 = 3,5 : c = 2 π p waarbij de periode p = 12 , dus c = 1 6 π .

b

Voer een variabel in op de GR. We noemen hem hier A . Teken op de GR de grafiek van v = d w = 4,0 + 3,5 sin ( 1 2 t ) A sin ( 1 2 ( t 3,14 ) ) als functie van de tijd t . We noemen d w bijvoorbeeld Y en t bijvoorbeeld X. Als A = 1,9 zijn er geen snijpunten met de X-as en A = 2,0 zijn er wel snijpunten met de X-as. Dus vanaf een amplitude van 2,0 (meter) komt de drijver af en toe boven water.

6
a

12 ! 4 miljoen

b

12 ! 3 ! = 79833600

c

( 12 6 ) = 924 (Als je geen onderscheid tussen "onder" en "boven" zijn er maar half zoveel mogelijkheden.)

d

12 ! 4 ! 4 ! 2 ! 2 ! = 207900

7
a

Voor elke streep zijn er 4 mogelijkheden, in totaal dus 4 4 = 256 mogelijkheden.

b

Het zwart maken van 2 van de 4 stukken boven kan op ( 4 2 ) verschillende manieren.
Er zijn dus ( 4 2 ) 2 = 36 mogelijkheden.

c

De laatste drie symbolen vormen een huisnummer van 3 , dus 900 mogelijkheden van 100 tot en met 999. of het kan ook cijfer + X + toevoeging zijn, daarvoor zijn 9 1 36 = 324 mogelijkheden.
In totaal zijn er 900 + 324 = 1224 mogelijkheden.

8
a

Vier mogelijkheden

b

Het aantal verschillende Hammingafstanden is gelijk aan het aantal verschillende tweetallen dat je kunt maken met 267 dialecten, dus ( 267 2 ) = 35511 .

c

De helling van de lijn is 145 55 400 10 0,23 , dus een vergelijking is H = 0,23 x + b , voor zeker getal b . Het punt ( 10,55 ) moet voldoen, dus 55 = 0,23 10 + b , dus b 53 .
De vergelijking 45,88 + 66,44 log ( x ) = 0,23 x + 53 oplossen met de GR (beschrijf duidelijk hoe je dat doet!) geeft: bij 44 en bij 275 km

45,88 + 66,44 log ( 2 x ) = 45,88 + 66,44 ( log ( x ) + log ( 2 ) )
= 45,88 + 66,44 log ( x ) + 66,44 log ( 2 ) , dus het klopt want
66,44 log ( 2 ) = 20,0004 .

9
a

Dan f = 1 2 , dus f 1 f = 1 , verticaal 10 0 geeft horizontaal 1877.

b

y = f 1 f , dan d y d f = 1 ( 1 f ) 1 f ( 1 f ) 2 = 1 ( 1 f ) 2 . Omdat ( 1 f ) 2 positief is voor elke waarde van f tussen 0 en 1 , is d y d f dat ook , dus y is een stijgende functie van f .

c

Uit f hout 1 f hout = 3,03 0,96 t volgt, door aan beide kanten met 1 f hout te vermenigvuldigen: f hout = 3,03 0,96 t ( 1 f hout ) , dus f hout + 3,03 0,96 t f hout = 3,03 0,96 t ( 1 + 3,03 0,96 t ) f hout = 3,03 0,96 t f hout = 3,03 0,96 t 1 + 3,03 0,96 t .

d

Voer de som van f olie en f gas f olie + f gas in op de GR.
Teken de lijn y = 0,25 erbij en bepaal het snijpunt van de twee grafieken.
Je vindt t 93,34 , dus in 1943.
Geef weer duidelijk aan hoe je een en ander op de GR invoert.

e

In de figuur is iedere volgende rechthoek twee keer zo groot als de vorige, dus de verdubbelingstijd is 20 jaar, dus de groeifactor per jaar is 2 1 20 = 1,0352 , dat komt overeen met 3,5 % stijging per jaar.

10
a

De lichtste soort weegt 7,8 1,35 3 3,2 kg.

b

Noem de gewichtsratio g , dan g , dan g 21 = 631 164 , dus g = ( 631 164 ) 1 21 1,07 .

c

631 1,06 x = 3550 1,06 x = 3550 631 = 5,625 x = log ( 5,625 ) log ( 1,06 ) = 29,6 , dus er zijn 30 3 = 27 soorten uitgestorven.

d

log ( W ) = 0,075 N + 0,4 W = 10 0,075 N + 0,4 = 10 0,075 N 10 0,4 =
( 10 0,075 ) N 10 0,4 , dus b = 10 0,075 2,5 en g = 10 0,4 1,2

11
a

Bij x 19 is de waarde van B in een onderzocht project ongeveer 210 duizend en de waarde van B volgens het model ongeveer 90 duizend, dus meer dan het dubbele. De afwijking is dus groter dan 100 %.

b

90 = p 20 q en 300 = p 40 q , dus 300 90 = 40 q 20 q = 2 q , dus q = log ( 300 90 ) log ( 2 ) = 1,7369 .
Dit invullen in bijvoorbeeld 90 = p 20 q geeft p = 0,494 .
Dus in twee decimalen: p = 0,49 en q = 1,74 .

c

K A = aankoopkosten per hectare aantal woningen per hectare = 170 x = 170 x 1
K B = kosten bouwrijp maken per hectare aantal woningen per hectare = 0,4 x 1,8 x = 0,4 x 0,8

d

d d x ( K A + K B ) = 0,32 x 0,2 170 x 2 , dus
d d x ( K A + K B ) = 0 0,32 x 0,2 = 170 x 2 x 1,8 = 170 0,32 , dus x = ( 170 0,32 ) 1 1,8 32,66 .
K A = K B 170 x 1 = 0,4 x 0,8 x 1,8 = 170 0,4 , dus niet hetzelfde.

e

d d x K T = G x 2 + 0,32 x 0,2
Als d d x K T = 0 voor x = 38,5 , vind je G 228,5 ;
als d d x K T = 0 voor x = 39,5 , vind je G 239,5 .
De grafiek van K T tekenen voor waarden voor gehele waarden van G = 229 tot en met G = 239 leidt tot de conclusie dat K T voor al die waarden van G minimaal is als x 39 .

12
a

De afstand tussen twee opeenvolgende verdeelstrepen op de assen noem ik een eenheid. Dan is het gekleurde punt horizontaal gemeten 2,7 eenheden vanaf 0 , dus het hoort bij 10 3,7 = 5000 meter en verticaal gemeten 2,9 eenheden dus bij 10 2,9 = 790 seconden, dat is 13 minuten en 10 seconden.

b

log ( t ) = 1,111 log ( a ) 1,234 10 log ( t ) = 10 1,11 log ( a ) 10 1,234 = ( 10 log ( a ) ) 1,11 10 1,234 = a 1,111 10 1,234 , dus p = 10 1,234 = 0,058 en q = 1,111 .

13
a

Neem aan: een hevige regenbui duurt d uur, dan is de bijbehorende R R = 16,6 d 0,475 . Bij een regenbui van 10 d uur, is de bijbehorende R = 16,6 ( 10 d ) 0,475 = 10 0,475 16,6 10 0,475 d 0,475 en 0 0,475 2,9 , dus dat klopt wel.

b

16,6 D 0,475 60 D = 0,1 16,6 D 0,475 = 6 D D 0,525 = 16,6 6 Dus D 0,525 = 2,766 en D = ( 2,766 ) 1 0,525 6,95 .

c

Er geldt R = r 2,56 en D = d 60 . Dit invullen in de gegeven formule geeft: r 2,54 = 16,6 ( d 60 ) 0,475 r = 2,54 16,6 ( 1 60 ) 0,475 d 0,475 , dus c = 2,54 16,6 ( 1 60 ) 0,475 6,03 .

14
a

0-5-5, 1-5-5, 3-5-5 en 4-5-5 , dus vier mogelijkheden

b

Het aantal stenen met maar één cijfer erop is 6 ,
het aantal stenen met precies twee dezelfde cijfers erop is 6 5 = 30 ,
het aantal stenen met drie verschillende cijfers erop is ( 6 3 ) = 20 .
Er zijn 56 verschillende stenen.