15.6  Gemengde opgaven (2) >
1
a

Noem de groeifactor per 24 uur g , dan g 7 = 0,3 , dus g = ( 0,3 ) 1 7 = 0,8419 , dus afgerond 0,842 .

b

Noem die tijd in uren t , dan ( 0,842 ) t 24 = 0,6 t 24 = log ( 0,6 ) log ( 0,842 ) = 2,970 , dus t = 24 2,970 71,29 , dus afgerond in uren 71 uur.

c

Δ M Δ t = 500 ( 0,842 ) 0,01 500 0,01 = 85,91 , dus de afbraaksnelheid is dus 85,91 24 = 3,57 , dus ongeveer 3,6 mg per uur.

d

d M d t = 500 ln ( 0,842 ) ( 0,842 ) t , dit levert voor t = 0 : 500 ln ( 0,842 ) 85,99 . Je komt dan ongeveer op hetzelfde uit.

e

Na de eerste week is nog 500 0,30 = 150 mg medicijn over en na inname van de tweede tablet is er 650 mg medicijn. Na 10 dagen is er 650 ( 0,842 ) 3 388 mg medicijn over.

f

Na 14 dagen is er 650 0,30 + 500 = 695 milligram, dus M ( t ) = 695 ( 0,842 ) t 14 .

2
a

Op elke laag komen er 2 stenen bij, dus a n = 2 n .

b

Dat is de somrij bij de rij a n . De rij a n is rekenkundig, dus de som is het aantal termen maal het gemiddeld van de begin- en de eindterm, dus n 1 2 ( 2 + 2 n ) = n 2 + n .

c

5 4 4 4 4 = 1280

d

Neem aan de bovenste laag is wit ( w ).
Dan heb je (van boven naar beneden) de kleuren
w w w waarbij op de plaats vier kleuren mogelijk zijn, dit geeft 4 4 = 16 mogelijkheden of
w g w waarbij op de laag in het midden een kleur g , geen wit zit, dus op de plaatsen 3 kleuren mogelijk zijn, dit geeft 3 3 = 9 mogelijkheden.
Er zijn 9 + 16 = 25 mogelijkheden waarbij de onderste laag wit is.
In totaal zijn er dan 5 25 = 125 mogelijkheden.

3
a

a n = 8 n

b

{ s 1 = 1 s n = s n 1 + 8 n 1 n = 2, 3,

c

153391689

4
a

Er zijn er evenveel als hokjes in een vierkant van 7 bij 7 op of onder een diagonaal, dus 7 7 7 2 + 7 = 28 stenen.

b

Er zijn er evenveel als hokjes in een vierkant van 10 bij 10 op of onder een diagonaal, dus 10 10 10 2 + 10 = 55 stenen.

c

{ a 0 = 0 a n = a n 1 + n + 1 n = 1, 2,
Als je de stenen legt zoals in het antwoord van vraag d, krijg je het aantal stenen van het volgende spel door er nog een rij rechts naast te leggen met op de linker helft 0 ogen en op de rechterhelft 0 , 1 ,.. n ogen, Dus je moet er n + 1 stenen bij leggen.

5
a

Na 0,5 uur is de voedselopbrengst (ongeveer) 1,5 ee. De dubbele hoeveelheid is 3 ee, daar hoort een tijd bij van 3 uur, dat is 6 maal zo groot.

b

Zie de figuur hieronder. De gemiddelde voedselopbrengst bij punt Q is de helling van lijn O Q en alle punten op die lijn hebben dezelfde gemidddelde voedselopbrengst. Je moet dus snijpunten van lijn O Q met de grafiek hebben. Het gevraagde punt is dus P .

c

Je moet een punt R op de grafiek hebben zó, dat lijn O R een zo groot mogelijke helling heeft. Je moet dus een lijn door O tekenen, die de grafiek aan de bovenkant raakt. Het gezochte punt is dan het raakpunt. Je vindt als bijbehorde tijd ongeveer 3 uur.

6
a

Je kunt de berekening op de GR uitvoeren. Schrijf in dit geval je werkwijze duidelijk op.
Je kunt het ook 'met de hand' uitrekenen:
Voor april is de schatting 4300 , voor mei 4450 en voor voor juni 4375 .

b

De schattingen moeten liggen tussen (ongeveer) 4300 en 4386 .
Er geldt: V 3 = 4480 en V 4 = 4288 en V 5 = 4365 . Dus in mei.

c

V 3 = a 4000 + ( 1 a ) 5200 = 5200 1200 a , dus
V 4 = a ( 5200 1200 a ) + ( 1 a ) 4000 = 1200 a 2 + 1200 a + 4000 .

d

4260 = 1200 a 2 + 1200 a + 4000 1200 a 2 1200 a 260 = 0
60 a 2 60 a 13 = 0 , dus a = 60 ± 60 2 + 4 60 13 120 , dus a 0,32 of a 0,68 . Omdat de grafiek van V 4 als functie van a een bergparabool is vind je: a tussen 0,32 en 0,68 .

7
a

Het aantal tegels met twee dezelfde symbolen is 6 5 = 30 ; het aantal tegels met twee verschillende symbolen is ( 6 2 ) = 15 , dus het aantal tegels met verschillende symbolen is 6 15 = 90 . Het totaal aantal is dus 120 .

b

De laagste score is kleiner dan 10 , en de zes gekozen scores moeten samen 96 zijn. Een voorbeeld is: ( 18,18,18,17,17,8 ) .

c

In elke poule worden 4 3 2 = 6 wedstrijden gespeeld. Dat zijn 6 4 = 24 wedstrijden voor alle poules samen.
In de ronden daarna worden nog 4 , 2 en 1 wedstrijden gespeeld. In totaal zijn dat 31 wedstrijden.

8
a

Het 5 keer verrichten van handeling A kost 5 11,3 = 56,5 minuten en het 4 keer verrichten van handeling A kost 4 12,1 = 48,4 minuten, dus de de 5 de keer kost 56,5 48,4 = 8,1 minuten.

b

Als n groot is, dan is 0,68 n 1 nagenoeg 0 , dus T n 6 . De tijdwinst is dus 10 minuten.

c

{ H 1 = 16 H n = H n 1 + T n n n = 1, 2, , dus { H 1 = 16 H n = H n 1 + 6 + 10 0,68 n 1 n n = 1, 2, Invoeren in de GR geeft: H 10 = 9,06 .

d

De vergelijking 31,25 ( 1 0,68 n ) n = 7 oplossen met de GR geeft n = 31,2... , dus 32 handelingen.

9
a

De levensduur van koper is 313 8,7 36 jaar ; dus ongeveer 420 36 11,7 keer zo groot

b

Neem aan dat het (vanaf 1970) t jaren duurt, dan 8,7 1,058 t = 6 1,9 1,033 t . Dus 1,058 t 1,033 t = 6 1,9 8,7 ( 1,058 1,033 ) t = 1,310 ( 1,024 ) t = 1,310 .
Dus t = log ( 1,310 1,024 ) 11, jaar, dus vanaf 1982.

c

p = 3,3 en L = 420 invullen geeft: L * = 81,9 , dus in 2051.

d

p = 3,3 en L * = 30 invullen geeft: 30 = 230 log ( L 6,1 + 100 ) 460 6,1
230 log ( L 6,1 + 100 ) = 30 6,1 + 460 , dus log ( L 6,1 + 100 ) = 30 6,1 + 460 230 = 2,795 , dus 6,1 L + 100 = 10 2,795 = 624,67 , dus L = 624,67 100 6,1 = 86, .
De voorraad is uitgeput in 2057.

e

T n T n 1 is het verbruik in het n -de jaar na 1970. Dit verbruik groeit exponentieel met groeifactor 1,058 en beginverbruik 8,7 over 1970.

f

150 1,058 n 150 ( 150 1,058 n 1 150 ) =
150 1,058 1,058 n 1 150 1,058 n 1 = ( 150 1,058 150 ) 1,058 n 1 en 150 1,058 150 = 8,7 . Dus dat klopt.

10

Het aantal hoekstukjes is 4 , het aantal randstukjes is 8 , het aantal overige stukjes is 16 .
Er zijn 18 verschillende vormsoorten.

11
a

Noem de groeifactor per week g , dan g 3 = 1065 140 , dus g = ( 1065 140 ) 1 3 1,97 , dus F = 140 1,97 t 2 (of F = 36 1,97 t ).

b

F ( 0 ) 6,2 en als t groot is, dan e 0,24 t 6 , dus F 340 , dus van 6 tot 340 vliegjes.

c

300 = 340 1 + 54 e 0,24 t 1 + 54 e 0,24 t = 340 300 = 1,1333 e 0,24 t = 0,1333 54 = 0,00246 . Dus t = ln ( 0,00246 ) 0,24 25,0 dagen.

d

De afgeleide kun je bepalen met bijvoorbeeld met de kettingregel:
F is de ketting: t 0,24 t = a 1 + 54 e a = b 340 b 1 , dus
d F d t = d F d b d b d a d a d t = 340 b 2 54 e a 0,24 = 4406,4 e a b 2 = 340 1 + 54 e 0,24 t .

Er komen de meeste fruitvliegjes bij als de groei van F maximaal is.
Teken de grafiek van F op de GR. Deze functie is maximaal als t 16,6 , dus op 26 november 2011.

e

De mannelijke fruitvliegjes zijn op ( 8 2 ) manieren te selecteren; de vrouwelijke ook.
Er zijn dus ( 8 2 ) ( 8 2 ) = 784 mogelijkheden.

12
a

De evenwichtswaarde is 57 + 13 2 = 35 ; de amplitude is 57 35 = 12 en de periode is 24 , dus a = 35 , a = 12 en 2 π 24 0,26 , dus een formule is: F = 35 + 12 sin ( 0,26 ( t 3 ) ) .

b

3 = 2,0 + 1,6 sin ( 1 12 π ( t 18 ) ) sin ( 1 12 π ( t 18 ) ) = 1 1,6 = 0,625 .
Volgens de GR: sin 1 ( 0,625 ) = 0,675 , dus één waarde van t waarvoor G ( t ) = 3 is de t met 1 12 π ( t 18 ) = 0,675 t = 18 + 0,675 1 12 π 20,579 .
De grafiek van G gaat stijgend door het evenwicht bij t = 18 , dus
t = 18 + 1 4 24 = 24 is symmetrie-as van de grafiek. Dus een andere waarde van t met G ( t ) = 3 is: t 3,421 en dus ook 24 + 3,421 = 27,421 .
Met behulp van de grafiek vind je: gedurende 27,421 20,579 = 6,842 uur, dat is 6 uur en 51 minuten.

c

Teken de raaklijn in het punt bij t = 6 aan de grafiek. De helling van de raaklijn is 6 1 2 2 12 0,4 , dus een daling van 0,4 eenheden per uur.

13
a

d C 1 d t = 16 ( 190 t 2 + 60 ) 380 t 16 t ( 190 t 2 + 60 ) 2 = 3040 t 2 + 960 ( 190 t 2 + 60 ) 2 ,
dus d C 1 d t = 0 t = 960 3040 = 0,315 , dus C 1 is maximaal na 19 minuten.

b

Bij C 1 wordt de noemer veel sneller groot dan de teller als t groot wordt: de noemer gaat kwadratisch en de teller lineair. Dus C 1 gaat naar 0 .
Vanwege de negatieve exponent gaan e 0,65 t en e 3,9 t beide naar 0 als t groot wordt, dus het verschil ook, dus C 2 ook.

c

d C 2 d t = 0,13 ( 0,65 e 0,65 t 3,9 e 3,9 t ) , dus d C 2 d t = 0
0,65 e 0,65 t = 3,9 e 3,9 t . Deze vergelijking kun je met de GR oplossen.
Het kan ook zonder:
0,65 e 0,65 t = 3,9 e 3,9 t e 0,65 t + 3,9 t = 3,9 0,65 e 3,25 t = 3,9 0,65 = 6 , dus t = ln ( 6 ) 3,25 = 0,551 , dus C 2 is eerder maximaal.

14
a

Voer de rij in op de GR. Je ziet: u 11 < 100 , u 12 = 144 , u 14 = 577 en u 15 > 500 , dus 3 termen.

b

Voer de rij u n + 2 u n + 1 in op de GR. Je ziet: u 12 u 11 1,61798 en u 13 u 12 1,61806 , dus vanaf de 12 e en 13 e term.

c

Voor „De Nachtwacht‟ is v 1,204 , dus A 0,131 .
Voor „Oog‟ is v 1,404 , dus A 0,156 .

d

Met de GR de vergelijking ( 1 v 1 ) log ( 1 1 v ) = 0,1544 oplossen. Je vindt: v 1,383 of v 1,877 , dus de kortste zijde is ongeveer 762 1,383 551 cm of 762 1,877 406 cm, dus (omdat de kortste zijde meer dan 3 meter korter is, is de kortste zijde ongeveer 406 cm.

e

( 1 v 1 ) log ( 1 1 v ) = ( 1 v v ) log ( v 1 v ) = ( 1 v v ) log ( v 1 v ) 1 = 1 ( 1 v v ) log ( v v 1 ) = ( v 1 v ) log ( v v 1 ) , dus mogelijkheid A.