10.6  Gemengde opgaven >
1
2

De cirkel met middelpunt M 2 en straal 8 noemen we c 3 .
P ligt op de conflictlijn van c 1 en c 2 d ( P , c 1 ) = d ( P , c 2 ) d ( P , M 1 ) 3 = d ( P , c 3 ) 3 d ( P , M 1 ) = d ( P , c 3 )
P ligt op de conflictlijn van M 1 en c 3 . De conflictlijn is dus de ellips met M 1 als brandpunt en c 3 als richtcirkel.

3

De cirkel met middelpunt M 2 en straal 8 noemen we c 3 . De cirkel met middelpunt M 2 en straal 2 noemen we c 4 .

  1. P ligt op de conflictlijn binnen c 1 en buiten c 2
    d ( P , c 1 ) = d ( P , c 2 ) 3 d ( P , M 1 ) = 3 d ( P , c 3 ) d ( P , M 1 ) = d ( P , c 3 )
    P ligt op de conflictlijn van M 1 en c 3 en dit is de ellips met M 1 als brandpunt en c 3 als richtcirkel.

  2. P ligt op de conflictlijn buiten c 1 en binnen c 2
    d ( P , c 1 ) = d ( P , c 2 ) d ( P , M 1 ) 3 = d ( P , c 3 ) 3 d ( P , M 1 ) = d ( P , c 3 )
    P ligt op de conflictlijn van M 1 en c 3 en dit is de ellips met M 1 als brandpunt en c 3 als richtcirkel.

  3. P ligt op de conflictlijn binnen c 1 en binnen c 2
    d ( P , c 1 ) = d ( P , c 2 ) 3 d ( P , M 1 ) = 3 d ( P , c 4 ) d ( P , M 1 ) = d ( P , c 4 )
    P ligt op de conflictlijn van M 1 en c 4 en dit is de hyperbooltak met M 1 als brandpunt en c 4 als richtcirkel.

  4. P ligt op de conflictlijn buiten c 1 en buiten c 2
    d ( P , c 1 ) = d ( P , c 2 ) d ( P , M 1 ) 3 = d ( P , c 4 ) 3 d ( P , M 1 ) = d ( P , c 4 ) .
    P ligt op de conflictlijn van M 1 en c 4 en dit is de hyperbooltak met M 1 als brandpunt en c 4 als richtcirkel.

4
a
figuur bij opgave 77
b

De lijn evenwijdig aan k , op afstand 3 van k , aan de andere kant van k dan M noemen we k .
P ligt op de conflictlijn van k en c
d ( P , k ) = d ( P , c ) d ( P , k ) 5 = d ( P , M ) 5 d ( P , k ) = d ( P , M )
P ligt op de conflictlijn van k' en M .
De conflictlijn is dus de parabool met M als brandpunt en k als richtlijn.

c

Zie figuur.

5
a
b

De conflictlijn bestaat uit delen b en c van de bissectrices van k en h en een stuk parabool met brandpunt P en richtlijn k .
De 'overgangspunten' zijn Q en R , de snijpunten van de loodlijn in P op h met b en c .

6

De cirkel noemen we c , het middelpunt van de cirkel noemen we M , A , B en C zijn hoekpunten van het vierkant. De middelloodlijn van B C noemen we k .
De conflictlijn bestaat achtereenvolgens uit:
- een stuk van de hyperbooltak met brandpunt B en richtcirkel c ;
- een stuk van de parabool met brandpunt M en richtlijn k ;
- een stuk van de hyperbooltak met brandpunt A en richtcirkel c .
De aansluitpunten P en Q liggen op de verlengden van zijden van het vierkante eiland.

7

De lijnen waarop de kusten liggen noemen we p , q , r en s . De hoekpunten van de kusten noemen we A en B .
De conflictlijn bestaat uit twee paraboolstukken, het ene stuk met brandpunt A en richtlijn r , het andere met brandpunt B en richtlijn q ; verder: een deel b van een bissectrice van de lijnen p en r en een deel b van een bissectrice van de lijnen p en r en een deel c van een bissectrice van de lijnen q en s .
De overgangspunten zijn P , Q en R , waarbij
P het snijpunt van b en q is,
R het snijpunt van r en c is, en
Q het midden van lijnstuk A B is.

8
a

De conflictlijn bestaat uit vier stukken parabool, elk met brandpunt E en met de vier zijden van het vierkant als richtlijnen. De aansluitpunten P , Q , R en S liggen op de diagonalen van het vierkant.

b

De projectie van R op de bovenzijde van het vierkant noemen we V . Dan is E V evenwijdig met een diagonaal van het vierkant. De raaklijn in R staat daar loodrecht op.
De raaklijn in R aan het stuk parabool "rechts" is verticaal, want R is de top van dat stuk parabool.
De hoek tussen de stukken parabool in R is dus 135 ° .

9
a

R is het snijpunt van de lijn door F 1 evenwijdig met lijn F 2 F 4 en de de lijn door F 2 evenwijdig met lijn F 1 F 3 .
Omdat d ( R , lijn F 2 F 4 ) = d ( R , lijn F 1 F 3 ) = 2 , ligt R zowel op p 1 als op p 2 .
De raaklijn in R aan p 1 en ook aan p 2 is de bissectrice van hoek F 1 R F 2 . Dus raken p 1 en p 2 elkaar in R , want ze hebben een gemeenschappelijke raaklijn in dat punt.

b

We bewijzen dat S F 4 raaklijn aan de parabool in het punt S is.
Het voetpunt van S op lijn F 2 F 4 noemen we T . Dan zijn de driehoeken F 4 F 1 S en F 4 T S , congruent, want
| S F 1 | = | T S | , | S F 4 | = | S F 4 | en de hoeken S T F 4 en F 1 S F 4 zijn recht (ZZR). Dus is de lijn S F 4 bissectrice van hoek F 1 S T , dus raaklijn aan p 1 in S .

c

Breng een assenstelsel aan met F 2 en F 4 op de x -as en F 1 en F 3 op de y -as zodat F 2 = ( 2,0 ) .
De top van p 1 is dan ( 0,1 ) , dus een vergelijking van p 3 is dan: y = a x 2 + 1 voor zeker getal a . Omdat ( 2,2 ) op p 3 ligt, geldt: a = 1 4 .
De oppervlakte tussen p 3 en de x -as is dus: 2 2 ( 1 4 x 2 + 1 ) d x = [ x + 1 12 x 3 ] 2 2 = 5 1 3 .
De oppervlakte van V met daaruit weggelaten G = 4 ( 8 5 1 3 ) = 10 2 3 .
De verhouding van de oppervlakten van G en V is ( 16 10 2 3 ) : 16 = 1 : 3 .

10
a

y = 3

b

Er geldt d ( C , F ) = d ( C , r ) = 6 , dus C = ( 6,3 ) .

c

Een vergelijking heeft de vorm y = a x 2 , voor zeker getal a . Het punt C ligt op p , dus: a = 1 12 .
Een vergelijking is y = 1 12 x 2