Teken een lijn , met daarop een punt .
Teken de punten die 2 cm van lijn af liggen.
Teken de punten die 3 cm van punt af liggen.
Kleur de verzameling punten die hoogstens 2 cm van afliggen en minstens 3 cm van afliggen.
is de verzameling getallen , waarvoor: .
is de verzameling getallen , waarvoor tot behoort.
Teken zes keer een getallenlijn van t/m 8, recht onder elkaar.
Teken op de eerste getallenlijn.
Teken op de tweede getallenlijn.
Teken op de derde t/m zesde getallenlijn de verzameling getallen waarvoor geldt:
behoort tot en behoort tot ,
behoort tot en behoort niet tot ,
behoort niet tot en behoort tot ,
behoort niet tot en behoort niet tot .
Beschrijf elk van de verzamelingen uit onderdeel b zo eenvoudig mogelijk met behulp van de variabele .
In een klas van vijfentwintig leerlingen is het aantal met een eigen tv op de kamer
twee keer zo groot als
het aantal met een eigen computer. Vijf leerlingen hebben het allebei, drie leerlingen
hebben geen van beide.
Noem het aantal leerlingen met een eigen computer .
Maak een diagram en schrijf in de verschillende gebieden het juiste aantal leerlingen, uitgedrukt in .
Hoeveel leerlingen hebben een tv op hun kamer?
Los op; teken steeds een plaatje op een getallenlijn.
Teken voor alle vier de onderdelen een apart assenstelsel (zoals getekend) en kleur daarin alle punten waarvoor geldt:
of
en
of of en
en
In een rivier ligt een eiland. Het eiland is via loopbruggen met de beide oevers van
de rivier
verbonden (zie het plaatje). Je kunt alleen van de ene naar de andere oever
via het eiland.
De bruggen zijn niet sterk: elk van de bruggen kan bij een flinke storm instorten.
Het heeft gisteren flink gestormd. De volgende dag nemen de mensen de schade
op aan de bruggen.
De situatie zit binnen kring 1 van het diagram als brug 1 niet is ingestort; evenzo de andere kringen.
Kleur op je werkblad die stukken waarbij je nog naar de overkant kunt lopen.
Neem de volgende zin over:
Je kunt nog naar de overkant lopen als (brug 1 ... brug 2 niet is ingestort) ... (brug
3 ... brug 4 niet is ingestort).
Vul op elk van de invulstrepen het woord “en” of het woord “of ” in.
Getekend is een boomdiagram bij een worp met vier munten: 1-cent, 2-cent, 5-cent en
10-cent. Een van de mogelijke worpen is KKMK; dat betekent dat de 5-cent op
Munt is gevallen en
de andere drie op Kop.
is de verzameling worpen waarbij het aantal Kop groter is dan het aantal Munt.
is de verzameling worpen waarbij de 2-cent en de 5-cent op dezelfde kant zijn gevallen.
Zet op het werkblad de letter bij de worpen van en de letter bij de worpen van .
Hoeveel worpen behoren:
tot ,
tot ,
tot en tot ,
tot of tot ,
tot en niet tot ?
Hoe groot is de kans dat:
het aantal Kop groter is dan het aantal Munt?
de 2-cent en de 5-cent op hetzelfde vallen?
het aantal Kop groter is dan het aantal Munt en de 2-cent en de 5-cent op hetzelfde vallen?
het aantal Kop groter is dan het aantal Munt of de 2-cent of de 5-cent op hetzelfde vallen?
de 2-cent en de 5-cent op hetzelfde vallen en het aantal Kop niet groter is dan het aantal Munt?
Los op; teken steeds een plaatje van de verzameling oplossingen.
Een denksportclub telt 32 leden. Er worden drie sporten gespeeld: schaken, dammen en bridge.
Iedereen die schaakt, doet ook aan dammen. Het omgekeerde is niet het geval.
13 leden schaken (en dammen dus ook).
18 leden spelen bridge; 4 van hen doen geen andere denksport.
Er zijn 4 leden die alleen dammen.
Hoeveel leden dammen en spelen bridge, maar schaken niet?
en zijn twee verzamelingen. Het doet er verder niet toe wat voor verzamelingen het zijn. Neem het diagram over.
Jan bekijkt de elementen die in en niet in zitten of in en niet in zitten.
Piet bekijkt de elementen die in of zitten maar niet in allebei.
Bekijken Jan en Piet dezelfde elementen?
, en zijn drie verzamelingen.
Neem het diagram over.
Jan bekijkt de elementen die in zitten en niet in of zitten.
Piet bekijkt de elementen die in en niet in zitten of in en niet in zitten.
Bekijken Jan en Piet dezelfde elementen?
Jan bekijkt de elementen die in zitten en in of zitten.
Piet bekijkt de elementen die in en zitten of in en zitten.
Bekijken Jan en Piet dezelfde elementen?
is de verzameling veelvouden van 2; dat zijn de getallen: 0, 2, 4, 6, 8, ... .
is de verzameling veelvouden van 3; dat zijn de getallen: 0, 3, 6, 9, 12, ... .
is de verzameling veelvouden van 5; dat zijn de getallen: 0, 5, 10, 15, ... .
Enzovoort.
Neem het diagram over.
Plaats de volgende getallen in het diagram: 39, 45, 64, 77, 90, 100, 0.
Noem enkele getallen die een veelvoud zijn van 2 en van 3.
Vul in:
het gemeenschappelijk deel van en is .
Het kleinste (positieve) gemeenschappelijke veelvoud van 2 en 3 noemen we het kgv van 2 en 3.
Welk getal is het kgv van 3 en 5?
Vul in:
het gemeenschappelijk deel van , en is .
Wat is het kgv van 2, 3 en 5? Wat is het kgv van 6 en 15? Van 9 en 12? Van 6 en 12?